Dit stuk verscheen in aangepast vorm in het NRC Handelsblad van 16/12/2014
Op weg naar een nieuw wereldwijd klimaatakkoord heeft de rest van de wereld het polderen ontdekt. Het is nodig dat iedereen meedoet – maar risico’s moeten niet uit het oog verloren worden.
In september op de klimaattop voor regeringsleiders in New York riep Ban Ki-Moon het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld op om concrete initiatieven en doelstellingen te ontwikkelen voor een CO2 neutrale en klimaatbestendige toekomst. Bedrijven reageerden snel. Zo beloofde McDonald’s vanaf 2016 te beginnen met de inkoop van duurzaam rundvlees; een coalitie van bedrijven, investeerders, overheden en banken maakten bekend 200 miljard dollar te mobiliseren om in klimaatinitiatieven te steken; en enkele grote oliebedrijven, waaronder Statoil en ENI, beloofden om emissies van methaan terug te dringen. Op de VN klimaatconferentie in Lima presenteerde de Peruviaanse regering op donderdag, onder toeziend oog van onder meer Al Gore, Ban Ki-moon en VN klimaatsecretaris Christiana Figueres, het NAZCA (Non-state Actors Zone for Climate Action) Portaal. Dit webportaal geeft een overzicht van honderden klimaatinitiatieven door bedrijven, investeerders en steden.
Fantastisch nieuws, want het is alle hens aan dek. Na 20 jaar klimaatonderhandelingen is duidelijk dat overheden het klimaatprobleem niet alleen kunnen oplossen. Maar er kleven ook risico’s aan een klimaatstrategie die te veel steunt op maatschappelijke partijen. En ervaringen in Nederland en internationaal zijn soms ronduit slecht. Zelden werden echt ambitieuze doelstellingen afgesproken. En bij gebrek aan een stok achter de deur blijft het voor sommige maatschappelijke partners interessant om wel te pronken met een akkoord, maar het vervolgens niet na te leven.
Nederland heeft veel ervaring met maatschappelijke initiatieven en convenanten. Meest relevant is het Energieakkoord tussen veertig werknemers-, natuur- en milieu, ondernemings- en overheidsorganisaties. Het werd vorig jaar op de VN klimaatonderhandelingen door staatssecretatis Mansveld genoemd als typisch voorbeeld van Nederlands succesvolle polderen. Maar juist door het gepolder is het energieakkoord volgens URGENDA directeur Marjan Minnesma een ‘krachteloos compromis’. De ambitie om 14% duurzame energie te produceren in 2020 is inderdaad lager dan de 16% uit het regeerakkoord. Na 2020 wordt de ambitie zelfs afgevlakt. Het betreft ook slechts de korte termijn. Het akkoord staat al sinds de ondertekening onder druk en het het rommelt in de coalitie. Het is het nog maar de vraag gestelde doelen gehaald gaan worden.
In Nederland bestaat een eeuwenoude traditie en een politieke cultuur die gericht is op consensus en samenwerking met bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Als zelfs in Nederland het polderen in klimaatbeleid niet werkt, hoe kunnen we verwachten dat het op internationaal niveau wel een succes wordt?
Op de VN wereldtop voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002 werden duurzame ontwikkelingspartnerschappen tussen overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties gepresenteerd als dé oplossing om mondiale duurzaamheid te realiseren. Er werden meer dan 250 partnerschappen gesloten. Achteraf blijkt echter, dat bijna de helft slechts op papier bestaat. De beloofde honderden miljoenen aan investeringen bleven uit, of waren bestaande investeringen waar een groen label op werd geplakt. Wellicht hadden de partnerschappen zelfs een negatief effect: het gaf regeringen een excuus om niet te reguleren, terwijl vervuilende bedrijven goede sier konden maken met ‘groene’ initiatiefjes terwijl ze doorgingen met business-as-usual.
Ondanks deze slechte ervaringen, zien de VN en verschillende landen toch vooral het potentieel van maatschappelijke klimaatinitiatieven. Zij zetten in op meer samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en het maatschappelijke middenveld en willen officiële erkenning van deze klimaatinitiatieven. Hoe kan worden voorkomen dat het weer mis gaat?
Strengere richtlijnen zouden een mooi begin zijn. Zo kan geëist worden dat erkende klimaatinitiatieven regelmatig rapporteren over de activiteiten die zij ondernemen. Rapportage bevordert bovendien het uitwisselen van ideeën. Zij die niet rapporteren, of niet aantoonbaar werk afleveren mogen niet door de VN als klimaatinitiatief erkend worden, goede sier maken alleen is niet genoeg! Tot de mogelijkheden behoort ook een ombudsman voor maatschappelijke klimaatinitiatieven die zou moeten toezien op de verschillende initiatieven en beoordelen of zij voldoende ambitieuze bijdragen leveren.
Nederland kan alvast het goede voorbeeld geven. Nederland is een van de grote voorstanders van een grotere rol voor het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Dan moet Nederland echter wel een keuze maken: wil ze een enorme waslijst van initiatieven erkennen waarvan niet duidelijk is wat ze eigenlijk bijdragen, of toch alleen échte voorlopers die concreet bijdragen aan een klimaatbestendige toekomst? Enkel wanneer maatschappelijke klimaatinitiatieven voldoen aan minimale kwaliteitseisen, kan het polderen leiden tot hogere ambities en kosteneffectieve oplossingen. Als Nederland deze visie er door drijft in Lima en Parijs, kan zij misschien zelfs als internationaal voorbeeld dienen bij de klimaatonderhandelingen. En ze moet natuurlijk niet vergeten, als regering ook hoge ambities voor een klimaatbestendige toekomst na te streven.
Beste Pieter,
Samenwerken tussen overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties is erg belangrijk, maar moet wel tot iets leiden. In de duurzaamheidslijstjes van de OECD staat Nederland helaas vaak bij de landen die het niet goed doen. Alleen op het lijstje met “hoe denk je over je eigen milieuprestaties” staan we in de hoogste regionen. Laten we ophouden met denken dat we het goed doen en in plaats daarvan een voorbeeld nemen aan Denemarken die het gewoon goed doet. Bescheidenheid is ook een goede deugd! De beste wensen voor 2015!